Vrijheid en structuur bij hands-on leren
In dit blog doet Annemarie Roël-Looijenga verslag van haar onderzoek naar vrijheid versus structuur bij ontwerpend leren. Neemt hun motivatie verder toe bij een vrije opdracht of is toch structuur nodig? Waar ligt de balans?
Door Annemarie Roël-Looijenga, kleuterjuf en onderzoeker aan de TU Delft.
Hoe kan je diep of uitgebreid leren bevorderen? Leren waarin meerdere hersengebieden actief zijn en met elkaar in verbinding gebracht worden. Het aantal verbindingen neemt toe door een ontwerpopdracht te geven. Ook de motivatie van de kinderen groeit.
Zelf ook aan de slag met onderstaande opdrachten? Bekijk dit lesboekje voor tips, opdrachten en inspiratie: Wielen verdraaid handig
Dieper leren door gebruik van je handen en je creativiteit
Als mensen leren met zoveel mogelijk zintuigen, wordt er in hun brein uitgebreidere kennis opgeslagen, dan wanneer alleen maar door horen of zien wordt geleerd. Dit komt omdat meerdere hersengebieden worden benut bij de opslag van de kennis en met elkaar in verbinding worden gebracht. Je bereikt dit uitgebreide leren door, naast theoretische opdrachten, op hetzelfde leergebied praktische opdrachten aan te bieden. Het aantal verbindingen neemt nog meer toe door aan een praktische opdracht nog een extra element toe te voegen; een ontwerpelement. Dit is een uitbreiding van de opdracht waarbij de leerlingen zelf een product mogen verzinnen en dat maken. Iets zelf bedenken is niet alleen een effectieve manier van leren, maar ook een leuke, uitdagende manier van leren, omdat de focus ligt op mogelijkheden in plaats van op een vast eindproduct. Steeds merk ik dat kinderen enthousiast worden van praktische ontwerpopdrachten. Hun enthousiasme heeft uiteraard een goede uitwerking op het leren, omdat de motivatie toeneemt.
Kan het nog beter? Groeit de motivatie bij meer vrijheid?
Ik was nieuwsgierig of de motivatie nog meer kan toenemen als ik de leerlingen volledige vrijheid gaf v.w.b. de uitwerking. Om hun gedrag te kunnen observeren, ontwierp ik een leersituatie, waarin met verschillende toepassingen van wielen geëxperimenteerd kon worden. Ongeveer 13 kinderen van zo’n acht jaar, kregen alle ruimte om zelf te bepalen wat ze deden tijdens de les. Omdat een geheel vrije situatie te overweldigend en daardoor verlammend werkt, bracht ik wel een duidelijk denk- en doekader aan. Dit deed ik door eerst een demonstratie te geven, die de kinderen zelf (thuis) konden nadoen. Bij de demonstratie gaf ik een simpele vraag, waarop slechts twee antwoorden mogelijk waren: “Wanneer moet je meer kracht zetten (als je het gewicht wilt optillen), als er een langer touw aan het gewicht zit of als er een korter touw aan vast zit?”.
Daarop volgden drie lessen; een uitprobeer-les met huishoudelijke en simpele apparaten, een uitprobeer-les met complexe apparaten en een ontwerp-les. Deze lessen werden aan drie verschillende groepen van ongeveer 13 kinderen gegeven (groep 4). Tijdens alle drie de lessen waren de kinderen druk bezig. Ze werkten veel samen en voerden veel overleg samen, meestal in kleine groepjes. Er waren geen kinderen die zich verveelden, of kinderen die niet wisten wat ze moesten doen.
Was het ook beter?
Bij navraag (tijdens de lessen) viel op, dat de kinderen zelf een duidelijk beeld hadden van wat ze aan het doen waren c.q. aan het maken waren. Ze wezen en deden voor. Maar… ze hadden er geen woorden voor (een enkele uitzondering daargelaten). Omdat verwoorden belangrijk is om ervaringen te kunnen delen en te ordenen, kunnen we concluderen dat het leren goed ging, maar dat voor het aanzetten tot verwoorden acties van de leerkracht nodig zijn.
Een voorbeeld van aanzetten tot verwoorden en ordenen
De leraar kan een aanzet geven tot verwoorden door het organiseren van klassikaal ordenen van ervaringen en producten en die gezamenlijk benoemen. Om te kunnen ordenen moet de klas eerst gezamenlijk een eigenschap kiezen, waar op gelet wordt bij het ordenen. Eigenschappen van ervaringen kunnen zijn; makkelijk/ moeilijk te begrijpen, makkelijk/ moeilijk te maken. Eigenschappen van producten kunnen zijn; grootte, zwaarte, goed/ slechtwerkend. De eigenschap, die je kiest als klas, bepaalt de ordening en de uitstalling van de producten. Hierna benoemt elke leerling individueel het kenmerkende van zijn eigen product. De klas bouwt aan een gezamenlijke taal om te spreken over het geleerde door kenmerken van de ordening te benoemen. Verder geeft zo’n tussendoor ordening gelegenheid om een aangepast denk- en doekader te bepalen voor een volgende les. Voor het klassikaal ordenen is het belangrijk dat de hoeveelheid te ordenen materiaal en/of ervaringen klein is. Een goede nabespreking duurt zo’n 10 minuten. Als het langer is, is het meestal teveel. Dus als er veel ervaringen zijn of veel producten te bespreken zijn, is het beter een selectie te maken en de rest van het materiaal voor een andere keer te bewaren.
Meer informatie
Voor belangstellenden naar de inhoud van de beschreven lessen: stuur mij even een mailtje A.Roel-Looijenga@tudelft.nl
Voor meer informatie over het ontwerpen met kinderen in de onderbouw: http://www.wetenschapsknooppuntzh.nl/onderbouw/lesmateriaal/